Werk

Intro

'Werk' was een zeer belangrijk thema voor de feministen van de tweede golf. Werk geeft immers een inkomen en financiële zelfstandigheid, zodat je niet afhangt van je partner. Ondanks de decennialange inzet van vorige generaties feministes, hadden vrouwen inzake werk een hele achterstand in te halen. De nieuwe feministische groepen maakten dankbaar gebruik van het studiewerk van hun voorgangsters over de ongelijkheden en discriminaties op de arbeidsmarkt, en voegden daar eigen accenten aan toe. Zo hadden ze veel aandacht voor de verwevenheid van onbetaald (huishouden, zorg voor kinderen) en betaald werk.

Vrouwenarbeid anno 1970

Bij het uitbreken van de tweede feministische golf was de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt erg zwak. Om te beginnen waren er veel minder vrouwen aan de slag dan mannen: gehuwde vrouwen werden geacht om thuis te blijven voor de kinderen en het huishouden. Werkende moeders hadden het bovendien bijzonder moeilijk om kinderopvang te vinden, want er waren nauwelijks kinderkribben.

Eens aan het werk, botsten vrouwen op tal van discriminaties. De loonkloof was de bekendste, dankzij een grote staking in de wapenfabriek FN in Herstal in 1966. De arbeidsters legden daar wekenlang het werk neer omdat alle vrouwenlonen er een stuk lager lagen dan die van mannen. Hun actie maakte veel indruk, maar toch bleef "gelijk loon voor gelijk werk" op veel plaatsen een illusie.

Omdat vrouwen eigenlijk niet hoorden te werken, was er weinig aandacht voor de loonkloof, het gebrek aan promotiemogelijkheden, de kleine waaier beroepen die openstond voor vrouwen, enz. De lage vrouwenlonen waren zogezegd aanvaardbaar, want slechts een extraatje bij het 'echte' loon van hun echtgenoten. In het technisch en beroepsonderwijs was de keuze voor meisjes al te vaak beperkt tot snit en naad, kantoor, familiale hulp en… huishoudkunde. Omdat een diploma naaien of huishouden weinig waard was op de arbeidsmarkt, werkten veel vrouwen als ongeschoolde arbeidster, aan de laagste lonen. Vrouwen kregen ook veel minder promotiekansen dan mannen.

Feministische analyses

De eerste acties van Dolle Mina (in Antwerpen, Gent, Oostende, Brussel en Leuven) draaiden allemaal rond werk: de ongelijke lonen, het tekort aan kinderkribbes en het gebrek aan promotiekansen.

Dolle Mina nam niet alleen de ongelijkheid en discriminaties op de arbeidsmarkt onder de loep, maar ook wat er buiten die arbeidsmarkt lag: het gratis werk in het huishouden en de zorg voor kinderen en ouders. Vooral vrouwen deden dat werk, waardoor ze moeilijk ook een job konden hebben en afhankelijk waren van het inkomen van hun echtgenoot. Typisch voor de tweede golf is dat de persoonlijke ervaringen van vrouwen een centrale plaats kregen (het persoonlijke is politiek). Een voorbeeld: vrouwen worstelden elk apart met de combinatie van werk en gezin, maar al die individuele verhalen samen wezen op een maatschappelijk probleem.

Voor linkse feministen (Dolle Mina en de fem-soc) was het duidelijk dat de kapitalistische economie zowel vrouwen als mannen uitbuitte. Alleen dank zij het gratis werk van vrouwen (zorgen voor de kinderen, het huishouden doen) konden mannen (te) lange dagen buitenshuis werken en toch eten, propere kleren uit de kast halen, genieten van hun kinderen. Vrouwen leverden een belangrijke dienst aan de samenleving, waar werkgevers of de overheid niets voor betaalden. Volgens deze feministen waren er alleen maar verliezers in zo'n systeem: vrouwen noch mannen leidden een evenwichtig leven, met plaats voor werk én zorg.

Oplossingen

Op lange termijn wilden de linkse feministen een niet-kapitalistische samenleving. Op de kortere termijn dachten ze, samen met andere groepen, na over een betere manier om met werk en zorg om te gaan. Ze mengden zich daarmee in een debat dat al langer liep.

Eén van de ideeën was om een 'huisvrouwenloon' of 'sociaal-pedagogische toelage' (SPT) te geven, als erkenning voor het huishoudelijke en opvoedkundige werk van thuiswerkende vrouwen. De meeste vrouwenorganisaties (ook de 'traditionele') waren daar echter niet voor te vinden. Zo'n SPT zou vrouwen aanmoedigen om thuis te blijven voor de kinderen, maar zou nooit volstaan om zelfstandig van te leven. Het resultaat: vrouwen bleven afhankelijk van het inkomen van hun partner.

Deeltijds werk dan? Dat was in de jaren 1970 duidelijk aan een opmars bezig. De nieuwe grootwarenhuizen lieten kassiersters bijvoorbeeld liefst deeltijds werken, dan maakten ze minder fouten. De overheid zag in deeltijds werk een antwoord op de hoge werkloosheid tijdens de economische crisis die losbrak in 1973. De feministische beweging was erg kritisch: een deeltijdse baan gaf een onvoldoende inkomen om zelfstandig van te leven en leidde tot een klein pensioen en lage werkloosheidsuitkeringen. Vooral vrouwen zouden voor deeltijd 'kiezen' en die nadelen ondervinden.

De best mogelijke oplossing, vonden veel feministen van de tweede golf, was korter werken voor iedereen, met behoud van loon. Een minder lange werkdag zou het vrouwen én mannen, gemakkelijker maken om werk en zorg te combineren. Bestaande jobs konden over meer mensen worden verdeeld zodat meer mensen een volwaardig inkomen zouden hebben. Schooluren en werkuren zouden bovendien beter aansluiten.

Daarnaast waren er veel meer 'collectieve voorzieningen' nodig: meer kinderkribbes en peutertuinen, maar ook gedeelde wasplaatsen en keukens stonden op het verlanglijstje. Waarom zou elk gezinnetje het huishouden apart doen als het efficiënter kon door samen te werken? Ook hier klonk kritiek op het kapitalisme, dat mensen ertoe aanzette om elk een wasmachine, elk een auto, elk een oven… te kopen.