Seksualiteit

Intro

De feministische beweging van de jaren 1970 wilde seks uit de taboesfeer halen en vrouwen zelfbeschikking geven over hun lichaam. Ze eiste seksuele voorlichting voor jongeren, goedkope of zelfs gratis anticonceptie, en de mogelijkheid om bij een ongewenste zwangerschap een abortus te hebben. Wat sinds de eerste feministische golf het pleidooi was van een (kleine) minderheid, werd nu een centrale eis: "baas in eigen buik" - om het met een Dolle Mina-slogan te zeggen. Zowel het verspreiden van informatie over anticonceptie als abortus waren evenwel strafbaar, en de katholieke zuil verzette zich sterk tegen een wetswijziging.

Taboe

Over seks werd anno 1970 weinig gepraat, ook al was er sinds de jaren 1950 een langzame seksuele (r)evolutie aan de gang. Onder meer de Belgische Vereniging voor Seksuele Voorlichting (°1955) en de Socialistische Vooruitziende Vrouwen probeerden heldere en correcte informatie over seksualiteit en anticonceptie te geven. Met de pil kwam er in 1961 eindelijk een betrouwbaar voorbehoedmiddel voor vrouwen op de markt. Steeds meer mensen – ook gelovigen – vonden het absurd dat het bij wet verboden was daar reclame voor te maken. Ze wilden niet langer dat angst voor een ongewenste zwangerschap hun seksuele leven domineerde.

Gewenste kinderen

Van bij hun ontstaan plaatsten Dolle Mina en co de vrouwen vooraan in het debat over anticonceptie en abortus. Kinderen krijgen was te ingrijpend om aan het toeval over te laten; elke zwangerschap moest gewenst zijn. Dat was belangrijk voor de vrouwen in kwestie, want zij werden zwanger en vooral zij droegen de zorg voor de kinderen. Maar ook voor de kinderen, die het recht hadden om gewenst te zijn.

Betrouwbare contraceptie en een goede seksuele voorlichting waren cruciaal om ongewenste zwangerschappen (en dus abortussen) te vermijden. Liep het toch mis, dan moesten vrouwen de mogelijkheid hebben om hun zwangerschap af te breken. Eén van de eerste Dolle Mina-acties was dus een ludieke les seksuele voorlichting op de Meir in Antwerpen, met het uitdelen van nep-pillen en de eis voor vrije abortus.

Abortus

Abortus was een reëel probleem. Door de gebrekkige voorlichting raakten elk jaar vele duizenden vrouwen ongewenst zwanger. Goede cijfers zijn er niet, maar naar schatting waren er jaarlijks 15.000 à 30.000 abortussen in België. In het geheim (want strafbaar) en daardoor vaak in slechte omstandigheden en met gevaarlijke middelen.

Rond abortus laaiden de emoties hoog op, ook binnen de vrouwenbeweging. De christelijke vrouwenorganisaties waren tegen een wetswijziging. Zij schaarden zich achter het kerkelijk standpunt dat abortus neerkwam op moord en moreel verwerpelijk was. Progressieve groepen als Dolle Mina (later de fem-soc), het VOK en de socialistische vrouwen wilden abortus uit het strafwetboek. Ze vonden dat de katholieke Kerk haar visie niet mocht opleggen aan de hele bevolking. Ze beklemtoonden ook, meer dan artsen en politici, dat het beslissingsrecht bij de betrokken vrouwen zelf moest liggen, niet bij een arts of psycholoog. Wie een abortus vroeg, had daar grondig over nagedacht, vrouwen namen zo‘n beslissing niet lichtzinnig. ‘Baas in eigen buik’, klonk het, of nog: ‘Ik beslis niet zomaar, maar ik beslis’. De Pluralistische Actiegroepen probeerden buiten het gewoel te blijven en namen geen standpunt in.

De abortuskwestie oversteeg van meet af aan de feministische beweging. Een aantal artsen – van wie Willy Peers de bekendste werd – verklaarden publiekelijk dat ze abortussen uitvoerden, omdat vrouwen in nood recht hadden op goede hulp. De beweging voor een depenalisering (uit het strafrecht halen) van abortus vond steun bij de vrijzinnigheid, in socialistische en liberale kringen en bij enkele progressieve christenen. Rond de vrije toegang tot anticonceptie groeide een veel bredere alliantie.

Begin 1973 werd Willy Peers gearresteerd omwille van het uitvoeren van abortus. De vele betogingen voor zijn vrijlating hadden alvast één resultaat: informatie verspreiden over anticonceptie werd datzelfde jaar uit het strafwetboek gehaald.

Hulpverlening en actie

In afwachting van een wetswijziging rond abortus zette de feministische beweging in op actie en hulpverlening. In 1976 wijdden Nederlands- en Franstalige feministes op 11 november een gezamenlijke Vrouwendag aan abortus. De jaren daarna waren er grote betogingen, in Brussel en Gent. Vrouwen in nood werden doorverwezen naar Franstalig België, naar Nederland of Groot-Brittannië. Later kwamen er in Vlaanderen aparte abortuscentra, zoals het Kollektief Antikonceptie in Gent (°1980). Net als de ziekenhuizen die in Franstalig België abortussen uitvoerden, werkten ze in de illegaliteit. Het was een erg gespannen periode, met meermaals processen tegen artsen en andere hulpverleners. Pas in 1990 haalde de wet Lallemand-Michielsen abortus gedeeltelijk uit het strafrecht. Voortaan was een legale abortus mogelijk tijdens de eerste twaalf weken van de zwangerschap, na overleg met een dokter en een wachttijd.

Vrijen is prettig!

De lange abortusstrijd zou bijna doen vergeten dat de feministische beweging een positieve boodschap over seks bracht. Seks was niet vies of gevaarlijk (zoals vooral meisjes te horen kregen), maar iets om van te genieten. Een goede seksuele voorlichting leerde jongeren om dat op een geëmancipeerde manier te doen, met respect voor elkaar. Niet toevallig kreeg een Dolle Mina-brochure over voorlichting de titel Vrijen is prettig.

De feministische beweging stelde ook vast hoe weinig vrouwen wisten over hun eigen lichaam. Genieten van seks veronderstelde nochtans dat je je lichaam kende en je er goed in voelde. In 1971 publiceerde een feministische groep uit de Verenigde Staten Our bodies, our selves, een bundeling van informatie over lichaam, seks, zwangerschap, anticonceptie enzovoort. Het boek werd een enorm succes en kende tal van herdrukken en vertalingen. Onder de titel Je lichaam, je leven: het lijf-boek voor vrouwen (vertaling Anja Meulenbelt) bereikte het ook een Belgisch publiek.